Zijn heel eigen signatuur heeft Wim Segers ietwat paradoxaal aan het ontbreken van een al te opzichtige signatuur te danken. Een situationisme waarbij niet het ego van de designer maar wel de telkens wisselende problemen die komen met een project de identiteit en het uitzicht van een ontwerp bepalen. Maar eigenlijk is het hem nooit zomaar om dat object te doen. “Bij voorkeur ontwikkelen we totaalconcepten, waarbij we met de producent alle fases van productontwikkeling tot -presentatie opvolgen, inclusief het chocolaatje op een door ons ontworpen beursstand.” Ettelijke bedrijven, en ook zijn eigen regio, heeft hij door die aanpak internationaal op de kaart helpen zetten. Ontmoet de winnaar van de Lifetime Achievement Award: “Als ontwerper moet je nederig zijn.”
Hij praat snel, héél snel. Minzaam. Stil ook, zonder stemverheffing. Maar zelfverzekerd. Weloverwogen. Zonder euh’s en ah’s. Zoals hij ontwerpt. En zoals hij zelf zegt: ongezouten. Wars van de brouhaha en bling bling in de designwereld bepleit hij een no-nonsense aanpak, down-to-earth, om er nog eens extra de nadruk op te leggen dat waarden als functionaliteit en duurzaamheid primeren. Maar hij citeert ook verzen uit Christian Morgenstern’s gedicht Der Aesthet, die Gerrit Rietveld onder de zitting van zijn iconische Red Blue Chair liet drukken, en aangaven dat die niet voor ‘Sitzfleisch’ (zitvlees) maar voor de ‘Sitzgeist’ (zitgeest) bedoeld was, genot voorbij het materiële. Onder het stille water sluimert een poëet, wat zich ook onderhuids uit de ontwerpen van Wim Segers laat aflezen.
IKONEN – Zijn oeuvre uit de afgelopen drie decennia beperkt zich strikt tot meubelen en ander huisraad, tot dingen die ons dagdagelijks bestaan minstens draaglijker moeten maken, zoals de doodskisten die hij na de dood van zijn zus tekende. Maar in elk van deze producten zindert ook voelbaar de jeugddroom na ooit iconen als een paperclip, een wasknijper, BIC of Mac te bedenken, dingen die in hun eenvoud zo alomtegenwoordig en vanzelfsprekend zijn dat men niet meer stilstaat bij het design, en die heel toegankelijk en democratisch de tijdgeest overstijgen, al was het maar vijftig jaar.
VERTROUWEN - Liefst stuurt hij bovendien producten ook met een geheime missie de wereld in. Hebben ze een dubbelleven. Moeten ze niet zomaar zitcomfort bieden maar vertrouwen bouwen, ook bij de producent, als stepping stone in een strategie die diens hele bedrijf helpt vormgeven. Een aanpak waarmee Segers niet alleen lokale bedrijven zoals Tribù, Vasco, Saunaco, Indera of nu ook het Tsjechische Todus globaal op de kaart hielp zetten, maar tevens het Limburgse grensgebied waar hij woont en werkt. En met het groeiend succes heeft de studio vandaag ook projecten lopen in landen als Israël, Portugal, Denemarken, Italië en de VS.
EGO - Dat Wim Segers desalniettemin voor de leek ietwat een onbekende soldaat bleef, deert hem niet. Integendeel: dat hoort zo, is een logisch gevolg van zijn werkwijze: “ Die zijn altijd anders. Ieder materiaal heeft zijn eigenheid. Hetzelfde geldt voor productietechnieken, de prijsstelling, of doelgroep. Het is de kracht van een goed ontwerper om zich aan te passen, die elementen te kunnen samenballen, en te vertalen naar een sterk product. Ik noem dat situationeel ontwerpen. Een ego dat een eigen stempel of signatuur op het eindresultaat wil drukken staat dat alleen maar in de weg.” Een en ander verklaart waarom de lange rij stoelen die in miniatuur in zijn studio opgesteld staat, zo verscheiden oogt. Het ontbreken van een al te opzichtige signatuur is net de signatuur van Segers. “De telkens weer andere vorm ontstaat haast vanzelf uit de telkens weer wisselende oplossingen voor de telkens weer andere constellatie van problemen."
SCHENEN - Wat overigens niet wegneemt dat Segers bij principes zweert, van esthetisch tot ethisch. Oldskool maar complexloos hanteert hij het vergeten begrip ‘toegepaste kunst’ om zijn werk te omschrijven. “We moeten vooruit kijken, maar het verleden koesteren. Respect voor ambacht is basic.” Anders dan vrije kunst, die mensen ongestoord tegen de schenen mag schoppen, moet toegepaste kunst tools aanreiken die hen dienen. En omdat alle connotaties bij het woord ‘design’ maar al te vaak waar zijn (elitair, snobistisch, oppervlakkig, en véél te duur), heeft hij het liever over ‘productontwikkeling’, “dat niets te maken heeft met dat soort van oppervlakkige esthetiek, dat als een sausje over een object wordt gegoten. De productontwikkelaar moet er voor zorgen dat het ontwerp in zijn totaliteit klopt. Maakbaarheid en duurzaamheid, het feit dat het de tijd kan trotseren, functionaliteit en economische relevantie, inclusief een democratische prijszetting, plus een ecologisch en ethisch verantwoorde aanpak, zijn de dag van vandaag niet meer te omzeilen kwaliteiten die als een puzzel in elkaar moeten vallen. En pas dan ontstaat ook schoonheid.”
SMOEL - Regelmatig levert onderzoek innovaties op, waar ze mee naar vooraf geselecteerde bedrijven stappen. Maar het gros van de opdrachten komt van de bedrijven zelf. “Soms zijn die creatief, mikkend op een beperkte oplage, en primeert het esthetische. Maar meestal komen ze met een eisenpakket rond prijszetting, doelgroep, materiaalgebruik, en wat al niet meer, en staat de vraag hoe het ontwerp voor de klant economisch relevant kan zijn centraal. Dat het een beeldend vermogen en een goede smoel moet hebben, blijft dan een evidentie die doorheen het hele designproces verweven zit. Al dienen onze meubels in de eerste plaats om in te leven, te hangen, te ravotten of te eten, en niet om zelf in een museum te staan.”
TIJDSGEEST – Hoe moeilijk zo’n eisenpakket ook is, Segers ervaart het niet als een keurslijf, maar als een uitdaging. “De creativiteit ligt in het dusdanig balanceren binnen die vastomlijnde criteria en beperkingen dat je toch iets heel sterks overhoudt. Want goede ingrediënten zoals functionaliteit, emotie of verrassende vormen garanderen nog geen goed gerecht. De kunst is ze zo te mixen dat het een aangenaam product oplevert. En tijdloosheid is een zwaar begrip, maar ik tracht ieder ontwerp zo uit te puren dat het tegelijk een kind is van zijn tijd en boven die tijdsgeest uitstijgt.”
VOLLEY – Vader was naast burgemeester ook cultuurschepen van Maaseik en organiseerde geregeld tentoonstellingen. Mee daardoor had Wim voor productdesign aan de MAD-faculty in Genk gekozen. Reeds toen was hij een typische teamspeler, als aanvoerder bij volleybal ploeg Noliko, nu Greenyard Maaseik, waarmee hij in 1986 de beker van België won. Toen in 1991 de eerste landstitel volgde, was Wim er echter niet meer bij, omdat hij al teveel door de Studio in beslag werd genomen die hij een paar jaar eerder met Rita Westhovens had opgestart, zij als grafisch ontwerper, hij als productontwikkelaar - nadat hij zijn studies met een eindwerk rond een spelsysteem voor motorisch gehandicapte kinderen had afgesloten.
DILSEN - Toen was er reeds de droom van slimme iconen voor de massa. Maar de realiteit diende zich aan toen Jos Vaessen, die in 1975 het verwarmingsbedrijf Vasco had opgericht in Dilsen, hen vroeg om convectoren te ontwerpen. Een even aanlokkelijk voorstel als de naam vermoeden laat. Voor Segers was net dàt echter de uitdaging. Het resultaat was dusdanig, dat ze huisontwerpers werden en bleven van Vasco, waarvan het programma ‘aluminium radiatoren’ net voor zijn heldere design aanpak met de Europese Aluminium Award en een Henry van de Velde Award in de categorie Ecodesign by OVAM zou worden bekroond.
BILZEN - Gevolg was ook dat Lode De Cock uit Bilzen kwam aankloppen, importeur van het toen populaire teakhouten tuinmeubilair. “Of we dat Vasco-verhaal konden overdoen? Midden jaren negentig hebben we een eerste collectie in teak getekend, nog vrij klassiek. Maar ik wilde nieuwe materialen combineren: een roestvrij en strak stalen frame met een zitvlak in teak,” zegt Segers. Zo ontstond Natal, een minimalistische buitenstoel, en een mijlpaal - zowel in de geschiedenis van de studio als die van de klant.
APPLE- Gelanceerd in 1999 won Natal meteen een Henry van de Velde Best Product Award én ook de Publieksprijs. “Vooral voor een tuinmeubel was dat uniek,” vervolgt Segers, “en als je dan bovendien ziet hoe Lode De Cock die prijs vermarkt heeft… .” Voor het bedrijf, intussen omgedoopt tot Tribù, was Natal –dat uitgroeide tot een collectie met tafel, lounger, clubzetel, sofa, en meer– doorslaggevend in de opmars tot een wereldspeler, die recent aan het Amerikaanse hoofdkwartier van Apple de KOS-collectie mocht leveren, ook door Segers ontworpen. Natal was zo succesrijk dat het design tot 2010 onveranderd bleef. En zelfs dan werd, op wat afrondingen na, enkel het inox van het frame door lichter en recycleerbaar aluminium vervangen.
MATCH - Na Tribù volgden onder meer de Mecam Group (Moome, Indera), Saunaco, Wolters Mabeg, Younic, Vincent Sheppard, XL Boom, Deknudt, Kreamat, en Todus. Waar elk ander designer in het zog van het groeiend succes snel bij bekende merken zou aankloppen, koos Studio Segers bij voorkeur voor totaal onbekende en beginnende producenten, uit de eigen regio. “Het moet ergens matchen,” zegt Segers, “want onze aanpak is zo dat we voor de bedrijven waar we mee samenwerken bijna vaste medewerkers worden. Soms is er geen affectie met het merk zoals het er op dat moment staat. Maar als we zien dat er drive is om het label naar een hoger niveau te brengen en wij een meerwaarde kunnen betekenen, denken we hier graag in mee. Bekende bedrijven laten daar meestal geen ruimte voor. En in Limburg zijn er heel wat ondernemers als een Jos Vaessen, Lode en zijn zoon Koen De Cock, en Carl Meers van Indera, die er zich ten volle van bewust zijn dat design niet zomaar een sausje is dat over producten wordt gegoten, maar een intrinsiek gebeuren is in het productieproces en het uitbouwen van een merk.”
IDENTITEIT - Vasco en Tribù uitgroeiden respectievelijk uit tot de meer bedachtzame, architecturale en klassiek modernistische tegenvoeters van twee andere marktleiders, Jaga en Extremis: “zonder elkaar te beconcurreren, maar door elkaar aan te vullen, heel Belgisch, dat respect.” Bedrijven die met Segers in zee gingen, ontwikkelden meestal een identiteit die zo helder is dat de essentie zich in een paar woorden laat vatten. Bij de fabrikant van zitmeubelen Indera is dat ‘modulair en duurzaam’, bij het zusterbedrijf Moome ‘compact, nomadisch en betaalbaar’, en bij Younic ‘pretentieloos en ambachtelijk’.
DAILY NEEDS - Wie bovendien naar de evolutie van de output van de studio over de afgelopen drie decennia kijkt, kan alleen maar concluderen dat met het toenemende succes ook het zelfvertrouwen groeit en de ontwerpen speelser en eleganter worden. En bovendien het spijtig vinden dat de studio niet méér voor eigen rekening werkt, of meer creatieve opdrachten krijgt, minder gebonden aan het eisenpakket waarbinnen ze in hun meer commerciële opdrachten voor bedrijven opereren. Buitenbeentjes waarin Segers de poëet en activist in zich vrij spel kon geven, zoals de modernistische doodskisten ontworpen als reactie op het exclusief bombastische marktaanbod, de Step up chair, of de Sketch chairs en BKRK stoel die de studio voor Bokrijk creëerde. Maar bovenal was er Daily Needs, een modulair systeem bestaande uit een kippenhok, konijnenkooi, en bakken voor groente- en kruidenteelt, compost, en regenopvang. Na de sluiting van de mijnen en van Ford moest het arbeiders uit de getroffen Limburgse regio uitzicht op een nieuwe toekomst geven. Het prachtige ensemble bleef zelf zonder toekomst en wacht nog altijd op een gedegen producent. Dit zegt allicht veel over de reden waarom de studio zich niet vaker inlaat met dit soort freewheelende experimenten.
PAVILJOEN – Gevraagd naar welke job hij zou uitoefenen als hij niet voor productontwikkeling had gekozen, aarzelt Segers niet: architect. En hij is sowieso nog altijd het aloude adagio toegedaan dat meubilair ten dienste van architectuur moet staan. Het mag dan ook niet verbazen dat toen een paar jaar terug in de eigen achtertuin een gloednieuw ‘creatief paviljoen’ voor de studio werd opgetrokken, op initiatief van zijn zoon Raf (34) en diens vennoot Chris-Laurenz Liesenborghs, een architectuurcel de studio kwam vervoegen. In de studio werkt ook Rafs echtgenote en interieurontwerpster Danielle Joosten. Wim zelf laat zich in de afdeling productdesign dan weer flankeren door een tweede zoon, Bob (34), en Tom Fonteyn, terwijl Rita op de grafische afdeling het gezelschap kreeg van Marjan Brants, Bob’s echtgenote. Studio Segers is een familiebedrijf, in de meest letterlijke zin van het woord. Wat dan weer als gegoten lijkt te passen bij een oeuvre dat zich met meubelen en andere huisraad in hoofdzaak toelegt op ‘family matters’.
DEUREN - Achter een blinde, in zwart gekleurde gevel in ambachtelijk belijnd beton, en met een enorme glaspartij langszij, huist een lange gang die drie ruimtes met elkaar verbindt. Opvallend: de ruimtes hebben geen deuren. En middenin is de vergaderzaal dagelijks de plek voor een kruisbestuiving tussen de diverse afdelingen. “Design is nooit het resultaat van een egocentrisch proces,” zegt Segers. “Ideaal voor ons is een totaalconcept, waarbij we alle fases van zowel productontwikkeling als productpresentatie nauwgezet kunnen opvolgen, met een aanpak die zich op het snijvlak met hedendaagse kunst, architectuur, grafische vormgeving, en mode situeert. Door onze uiteenlopende competenties vormen wij een complementair team, en dekken we samen zowat het hele creatieve spectrum, van productontwerp en fotostyling tot conceptteksten, brochures, websites, beurspresentaties, en toonzaalinrichting.“
PASSIE – Vóór de familie, dóór de familie. Zelfs de klanten, die de studio liefst van nul tot wereldspeler begeleidt, worden tot de familie gerekend. Maar of het dan wel eens niet wil stuiven, bij al die gezinssessies kruisbestuiving in de studio? “Meer dan eens,” glundert Wim. “De nauwe familieband zorgt er voor dat niemand zich hoeft in te houden. Die passie is ook nodig als je iets wil overhouden dat klopt. En met zoveel jeugd om me heen blijft het werk prikkelend. Als je wat ouder bent, werk je soms met de handrem op omdat je weet wat er kan misgaan. Jongeren laten zich echter niet afremmen. Die mix van routine en jeugdig enthousiasme is een noodzaak, net als in sport. En ook met de klant is het vaak knokken, niet alleen vanwege technische problemen, maar ook met de marketing. Je moet constant guerrilla durven voeren tegen beperkingen die de waarde van je product zouden kunnen aantasten. En het is de kracht van een goed ontwerper om daar sterk in te staan.”
PROTOTYPE – Het gebeurt dat de bijdrage van de studio tot de initiële designconcepten beperkt blijft. Maar meestal worden nadien technische tekeningen in samenwerking met de opdrachtgever gemaakt. Bij Vasco, Tribù, Saunaco of Indera komt bij het sleutelen aan de prototypes zoveel techniciteit kijken, dat een nauwe samenwerking met de R&D afdeling van de klant onontbeerlijk is. “We leren ontzettend veel van die samenwerkingen,” zegt Segers, “maar eigenlijk is het ons nooit zomaar om dat product te doen. Het is zoveel fijner daar ook een grafisch concept bij uit te werken, een beursstand, of een website. Voor vele bedrijven doen we de hele corporate identity.”
STOCKMANS - Op MAD Genk had hij het geluk bij zwaargewichten als Hugo Duchateau en Piet Stockmans te kunnen studeren. Die laatste komt ook ter sprake als we het hebben over het feit dat, meer dan drie decennia na de oprichting van Studio Segers, en met de opvolging verzekerd, de pensioengerechtigde leeftijd voor zowel Rita als Wim nog maar een jaar verwijderd is. “Piet is al de tachtig gepasseerd, maar blijft meer dan ooit bezig. En tijdens een architectuurreis kregen we een uiteenzetting van Oscar Niemeyer. Hij was toen zelfs bijna honderd,” zegt Segers, die veel jonger oogt dan hij is. “Hopelijk zijn we dus pas halverwege.”
SITZFLEISCH – Veranderende tijden, crisis alom, en de roep om ecologisch en sociaal meer verantwoord design te ontwerpen, laten intussen ook de studio niet onberoerd. En sowieso wil de studio vanuit de eigen achtertuin ook de wereld verbeteren, tot ook die als het even kan één grote familie wordt. Momenteel is Wim met zijn studio niet alleen in de weer met pedagogisch verantwoord speelgoed, een project waarmee hij als het ware naar het eindwerk terugkeert dat het begin van zijn carrière betekende, maar ook met ontwerpen die zich situeren in de circulaire economie, zoals Iquas: “Als ontwerpers hebben we een maatschappelijke verantwoordelijkheid. De resultaten van ons werk moeten zinvol en duurzaam zijn, en ik vind het een evidentie niet te werken met materialen die ecologisch niet kunnen. De productie hebben wij natuurlijk minder in de hand, maar ik pleit er toch altijd voor dat we producten maken die hier gefabriceerd kunnen worden. De concurrentie van lageloonlanden is natuurlijk gigantisch groot, maar als je de volledige productie naar daar overbrengt, creëer je hier nog meer werkloosheid. Bovendien krijg je nooit dezelfde kwaliteit. En een stoel mag dan zo comfortabel zijn voor het Sitzfleisch, als hij door kinderarbeid tot stand is gekomen, wil je daar met een beetje Sitzgeist toch zelfs niet op plaatsnemen?”