De jonge Armand Blondeel startte vanaf 1945 zijn carrière op de traditionele manier, als leerjongen in het atelier van glazenier Coppejans te Gent.
Hij maakte er de hoogconjunctuur van de restauraties van de door de oorlog beschadigde glasramen mee. Hij leerde er alle vroegere stijlen uit de glazenierskunst door kennen. Als jongeman koesterde hij daarenboven een artistiek ambitie, waardoor hij zich inschreef voor avond- en weekend-onderwijs, respectievelijk in St.Lucas en de Academie te Gent.
In 1952 leidde dit naar een authentieke glasschilderkunst. Zijn werk werd vlug opgemerkt in de Wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel, waar hij in de tentoonstelling Moderne kunstambachten in België met een gouden medaille gelauwerd werd voor o.m. zijn werk Abstract, ook in deze tentoonstelling rond de van de Velde Prijs te zien.
In 1962 kreeg hij zijn eerste individuele tentoonstelling in de gewezen St.Pietersabdij te Gent, gevolgd door een aantal persoonlijke exposities (Hasselt, 1968, Vaalbeek, 1970), met een schitterende apotheose in 1980, toen hij de volledige tentoonstellingsruimte van het Museum voor Sierkunst met vierenvijftig ramen vulde.
Criticus Fons De Vogelaere schreef in de bijhorende catalogus dat Blondeel een enorme liefde voor de teken- en schilderkunst heeft wat hem tot een meester maakt van de 'grisailletechniek'. Volgens dezelfde auteur vindt hij zijn bronnen zowel in het late expressionisme van de vijftiger jaren als in de 'Nouvelle Ecole de Paris'. Je ziet heel veel abstracte onderwerpen in zijn oeuvre, met elementen die verwijzen naar de architectuur zoals zuilen, trappen, perspectivische zichten, maar toch blijkt uit zijn tekeningen een figuratief plezier. Het belang voor de hedendaagse glasschilderkunst van Armand ligt dan ook in die binding met de teken- en schilderkunst en de nieuwe wegen die hij daarbij opent voor het gebrandschilderde figuratieve raam. In de periode van na zestig tot diep in de tachtiger jaren was het niet echt bon ton om figuratieve kunst te scheppen. Blondeel liet het echter niet aan zijn koude kleren komen.
Hij schilderde wat hij wilde en liet zich niet dicteren. De gehele sfeer van zijn oeuvre is intimistisch, ook in de grote monumentale projecten. Het is een indruk die niet alleen veroorzaakt wordt door de gedetailleerde composities van zijn ramen, maar ook door zijn voorliefde voor donkere glaspartijen. Blondeel laat nooit de traditie los. Hij blijft bij glas in lood. Als hij experimenteert is het binnen het domein van het "brandglas" en dan niet zozeer op technisch, maar eerder op artistiek vlak, hoewel hij technische uitdagingen niet uit de weg gaat. Zijn oeuvre is op zijn best als het geïntegreerd zit in een architectuur.
"Je moet weten dat wat achter het glasraam ligt voor mij zeer belangrijk is, omdat het kleur en leven geeft aan het werk: een bewolking, die in onze streken zeer verscheiden is; een zonsondergang, met een hoofdzakelijk rode lucht; mooi weer met blauw als voornaamste tint; bij regen ziet alles grijs", zegt hij zelf. De schitterendste werken die wij kennen zijn de ramen in de kapel van de H. lmelda-ziekenhuis te Bonheiden uit 1975. Persoonlijk houdt hij erg veel van het werk voor de Textielcentrale in het ABVV aan de Vrijdagmarkt te Gent uit 1969. We hebben het reeds herhaalde malen geschreven, maar we stippen graag aan dat Armand Blondeel de grondlegger is van één van die zeldzame artistieke familie-ateliers waarin zijn twee zonen Herman en Sander het vak leerden en elk op hun eigen manier verder zetten.
Armand Blondeel maakte, gedurende zijn gehele carrière, van het glasraam opnieuw een levend, zowel in de architectuur te integreren als op zichzelf functionerend artistiek medium.