Zes jonge Belgische designers verenigen zich tot een collectief en veroveren op een jaar tijd de harten van de designwereld.
Het brute designgeweld van België
Brut is een succesverhaal van Belgisch design, samen sterk staan en dansen op de grens met kunst.
Tijdens de Salone del Mobile in Milaan van 2018 staat er een Belgische act die hoge ogen werpt. Het gaat om de boude presentatie van zes jonge ontwerpers die samen het collectief Brut vormen. Midden in een white cube ergens aan de rand van de buurt Isola in het noorden van de stad, hebben Bram Vanderbeke, Linde Freya Tangelder, Charlotte Jonckheer, Nel Verbeke, Ben Storms en Cédric Etienne een donkere, ietwat obscure verzameling van monolithische designobjecten opgesteld op een bed van steenkool. Het lijkt een dystopisch eiland, een stadslandschap genre Blade Runner gebouwd uit ruwe en harde materialen. De bezoekers cirkelen er met vragende blikken rond. Naast de nationale pers komen internationale bladen uit China, Australië en Canada langs om de nieuwe "Zes van België" aan de tand te voelen. Het grote Wallpaper* is ook van de partij. En dat terwijl de tentoonstelling in Milaan slechts Bruts eerste wapenfeit is.
De reden achter het succes is te vinden in die steenkool. Of toch ongeveer. De naam, het grafisch ontwerp, de strakke fotografie, de architecturale opstelling, de eenheid van stijl: het beeld dat het collectief te berde brengt is minutieus gecureerd, eenduidig en afgelijnd. Dat maakt van Brut een glashelder verhaal: monolithisch, gewichtig, poëtisch, Belgisch. Ook tijdens de Biennale Interieur 2018 (Kortrijk) en tijdens Design September in Kanal - Centre Pompidou (Brussel) in de tentoonstelling Between Art & Design. The Belgian Scene, laat het collectief geen steek vallen. Het eiland staat er telkens als n van de betere werken.
Alles begint in een taxi
"De eerste concrete gesprekken gebeurden in Turijn", vertelt Linde Freya Tangelder. "Nel, Charlotte en ik stonden er op de beurs Operae. Tijdens een taxirit besloten we om een collectief op te richten zoals dat zo vaak gebeurt in Nederland. Nog in die taxi hebben wij de anderen gebeld."
Het designcollectief zou je haast een Nederlands model kunnen noemen. De noorderburen hebben erg goed begrepen dat je als collectief elkaar versterkt in plaats van elkaar voor de voeten loopt. In Eindhoven, een van de belangrijkste designsteden van Europa, bulkt het van de designcollectieven. In de meeste gevallen verzamelen de jonge ontwerpers zich er tijdens hun studie aan de Design Academy Eindhoven. Ze delen vaak atelier en visie. Tijdens de jaarlijkse Eindhovense hoogmis van design in oktober, Dutch Design Week, komen die collectieven boven water en weten zij bezoekers en pers naar zich toe te trekken door de krachten te bundelen in één tentoonstelling of op één toonplaats. Sectie C, Plan B, Broeinest, Collaboration O, Core, Dutch Invertuals, noem maar op: het zijn stuk voor stuk geslaagde projecten die door hun collectieve kracht naam maken tot soms ver in het buitenland.
"Nederlanders groeien op in een echte maakmaatschappij waar er geleerd wordt om samen tot oplossingen te komen", stelt Nel Verbeke. "In België denken wij veel romantischer en individualistischer over design." Net zoals in vele andere landen, houdt men hier het beeld hoog van de sterdesigner, de solomaker die zijn visie op de wereld loslaat. Zoals een kunstenaar.
Het is geen toeval dat uitgerekend deze Belgen er een eerder Nederlandse ingesteldheid op nahouden. Buiten Cédric Etienne en Ben Storms genoot de rest een opleiding aan de net vernoemde Design Academy Eindhoven, de bakermat van het designcollectief. Zo namen Verbeke en Vanderbeke deel aan Dutch Invertuals, een bekend collectief dat al vijftien jaar lang sterke tentoonstellingen brengt en waarvan de oprichter, Wendy Plomp, dit jaar mede tot ambassadeur werd gekroond van het uit zijn voegen barstende Dutch Design Week. Vanderbeke maakte als kersverse alumnus ook deel uit van het collectief Core, dat een bijzonder gesmaakte show, Hardcore genaamd, op poten zette in een parkeergarage van de stad.
Samen sterk staan, daar draait het collectief om. "Het is haast onmogelijk om een tentoonstelling zoals die in Milaan alleen te organiseren", vertelt Verbeke. "De administratie en de communicatie die erbij komt kijken is groter dan je zou verwachten", vult Charlotte Jonckheer aan. "Na Milaan zijn we nog vier maanden bezig geweest met de verwerking ervan." Dit alles op je eentje regelen, het zou een fulltime job zijn. Verbeke: "We houden dan ook wekelijks een vergadering."
Ergens is het collectief een noodzaak geworden. Het aantal onafhankelijke ontwerpers, zoals de leden van Brut dat zijn, stijgt exponentieel de laatste jaren. Opvallen op beurzen en tentoonstellingen wordt daardoor steeds moeilijker op je eentje. Heel de verkoop solo regelen is al evenmin een pretje. En als je kiest om samenwerkingen aan te gaan met bedrijven of designgalerijen, dan sta je tijdens de onderhandelingen niet bijzonder sterk. Brut omzeilt die moeilijkheden en creëert als collectief haar eigen zeggenschap en platform. "Wel blijft de individuele vrijheid van iedere ontwerper behouden", stelt Tangelder. "Wij zijn geen écht bedrijf en hoeven dus niet over alles hetzelfde te denken."
Eenheid van stijl
"Het designcollectief maakt deel uit van de tijdsgeest en wat Brut zo’n sterk collectief maakt is de eenheid van stijl", stelt Cédric Etienne. "Samenwerken voor de samenwerking op zich, dat werkt niet", zegt Tangelder. "Er moet een verbintenis zijn tussen het werk van de ontwerpers. Die eenheid vinden wij belangrijker dan de deelnemers zelf." In de taxi in Turijn belden de dames dan ook niet zomaar wat designers op om een collectief te starten. Storms, Vanderbeke en Etienne werden als enigen gebeld omdat hun werk aansluit bij dat van de anderen.
De grote kracht van Brut bestaat er dus niet alleen in dat zij samen tentoonstellen, maar ook dat hun werk zo compatibel is. Bij ieder lid primeert de artistieke expressie en niet de functionaliteit, wat ongewoon is in de designwereld. Brut bevindt zich in de niche van collectible design, ook wel designart of zelfs objectdesign genoemd — Verbeke spreekt liever over conceptueel design, Tangelder houdt het op design in gelimiteerde oplagen. Designart ligt op de grens tussen kunst en gebruiksvoorwerp. Het zijn kunstwerken met een functie, objecten die je kan gebruiken. Hoewel een niche, is het een wereld die zich sterk uitbreidt de laatste jaren. Steeds meer jonge ontwerpers staan niet te drammen om de zoveelste perfect functionele stoel te ontwerpen voor een of ander groot merk, maar willen hun eigen creatief ei kwijt in een object dat aangeraakt en zelfs gebruikt kan worden.
Wat de leden verder nog bindt is die eeuwige duisternis. "Wij voelen allen erg Belgisch aan", zegt Verbeke. "Belgen ontwerpen eerder donker, sober en zelfs somber. Ik denk dat er wel een donkerte heerst in België die mensen van buitenaf in onze straten herkennen." Maar donkerte blijft een ruim begrip. Meer specifiek vallen er volgens Verbeke drie gemeenschappelijke kernpunten te ontwaren: architecturaal, sculpturaal/materieel en emotioneel. Zo heeft Bram Vanderbeke een minimalistische piramide uit staal ontworpen die uitgesproken architecturaal is. Linde Freya Tangelder zoekt onder de naam Destroyers/Builders eveneens haar inspiratie in de architectuur, maar in de schijnbaar banale details ervan: kruisgewelven, koppelingen en krommingen van pijpleidingen. Door haar uitgepuurde vormentaal, brengt zij het zintuiglijke van het (harde) materiaal naar boven. Cédric Etienne focust zich op materialiteit. Onder de naam Studio Corkinho ontwerpt hij uiterst sobere vormen om het materiaal, kurk, voor zich te laten spreken. Ben Storms werkt dan weer uiterst sculpturaal. Hij drukt de zwaartekracht en de bruutheid van marmer en andere natuursteen uit in loodzware objecten. Nel Verbeke zoekt de immateriële functie van het object op. Zo materialiseert zij melancholie in objecten die erg naar kunst neigen, zoals een roetzwarte houten totem. Charlotte Jonckheer onderzoekt en versterkt de emotionele band tussen gebruiker en object. Haar donkere tapijten zijn voorzien van texturen die de ervaring van erover wandelen verandert. Recenter ontwierp zij bijzettafels uit papiercomposiet die spelen met de emotionele schaduwwerking tijdens het gebruik.
De leden van het collectief hebben evenveel verbintenissen als verschillen. Dat maakt dat een tentoonstelling van Brut niet aanvoelt alsof het door één hand is gemaakt. Het lijkt eerder een collectie met een vooropgesteld thema. In het startjaar hebben de designers objecten samengebracht die zij al ontworpen hadden, komend jaar zal ieder lid objecten creëren met het oog op het collectief. "Voor 2019 hebben we een thema vooropgesteld", vertelt Verbeke. "Dat thema zal de scenografie bepalen. We blijven waken over de samenhang." "Zowel het thema als de werken zullen het concept van Brut respecteren", voegt Vanderbeke daar aan toe. Etienne: "Het gekozen thema zal het bindmiddel zijn."