De kern van het probleem werd teruggevonden in Relay #70 op Panel F, waar de operatoren een indringer in het systeem ontdekten. Deze gebeurtenis werd op 9 september 1947 keurig genoteerd in het logboek: ‘first actual case of bug being found’ (eerste feitelijke geval van een aangetroffen mot), zo stond geschreven onder een mot die op het papier was gekleefd.
De anekdote illustreert iets wat in de vergetelheid is geraakt sinds de digitale technologie evolueerde in iets alomtegenwoordig en microscopisch kleins, iets wat bovendien gevat zit in een hermetisch afgesloten doos onder ondoordringbaar glas en aluminium. Die computer van 1947 had architecturale afmetingen, 18 meter lang en een frontpaneel van 2,5 meter hoog, en had niet alleen een overweldigende materiële, fysieke aanwezigheid, maar bleek ook gevoelig voor de wispelturigheden van zijn omgeving en de organismen die daarin aanwezig waren. Hoewel de machine volgens een nieuwe logica werkte, was ze helemaal ingebed in een natuurlijk systeem van toevalligheden, vonken, geknutselde oplossingen en af en toe een gevleugeld creatuur.
Design worstelde op eenzelfde manier met dit onbestendige membraan tussen het analoge en het digitale domein, hoewel het moeilijk te achterhalen valt wanneer de eerste confrontatie met deze grens precies plaatsvond. Zo kan de aanzet tot industriële productie als de eerste stap worden beschouwd naar een reproduceerbaar script dat ongevoelig is voor het individuele auteurschap van de verschillende spelers in dit systeem. Het kan echter net zo goed gezien worden als een verdere ontwikkeling van de repetitieve motorische handelingen van de toegewijde ambachtsman. Ook de doorbraken in 3D-vormgeving in de jaren 60 en 70 — van het digitale draadmodel van de Boeing Man tot het realtime tekenen in een grafische interface — balanceerden op de ambigue scheidingslijn tussen mathematische representatie en ontwerp. Maar net als de mot bracht de verschuiving naar het digitale verschillende artefacten voort die gebruikt kunnen worden om de grenzen van dit domein te markeren.
Een van deze artefacten is de Utah-theepot, een virtuele geometrie die Martin Newell in 1975 creëerde om de essentiële problemen van 3D-modellering en -visualisering af te tasten. Deze digitale Utah-theepot, gebaseerd op een Melitta-theepot, was minder hoog als gevolg van de rechthoekige pixels die toen op computerschermen gebruikt werden. Verder ontbrak ook de bodem, want de onderkant zou op de computer toch niet worden bekeken. In 2009 re-materialiseerde de Belgische designstudio Unfold dit digitale model tot een bruikbare theepot van wit porselein, gegoten van een 3D-geprinte mal. Deze Utanalog-theepot is een iconisch anachronisme dat de gefacetteerde oppervlakken ter vereenvoudiging van de grafische resolutie overbrengt naar de materiële wereld, terwijl de ronde vormen van de archetypische theepot de uitkomst waren van zowel de roterende beweging van de pottenbakkersschijf als een functionele troef voor vloeistofhoudende recipiënten.
Claire Warnier en Dries Verbruggen, de oprichters van Unfold, orkestreren voortdurend de dialoog tussen het fysieke vervaardigen en het digitale vormgeven. Als ad hoc tolken die noch de taal van computercode noch die van het traditionele ambacht als moedertaal beheersen, creëren ze ongewone scenario’s waarin ze de confrontatie tussen beide aangaan. Tegenover het normatieve designdiscours treden het onvertaalbare, het idiomatische en het onverwachte op de voorgrond. Tegelijkertijd gaan ze met elk van hun projecten op zoek naar een van de talloze invalshoeken in de digitaal-analoge tegenstelling, waarmee ze een lijn van vraagstellingen opbouwen rond thema’s als technische vakkundigheid, intellectueel eigendom en de uniciteit van het identieke object.
L’Artisan Electronique (2010) bijvoorbeeld gaat op zoek naar een antwoord op de vraag welke obstakels er liggen tussen vakkundige productie en de toevallige gebruiker, en naar de implicaties van de digitalisering van klassieke werktuigen. Terwijl een cylinder ronddraait op een computerscherm, kan de gebruiker delen weghalen en aan de vorm werken door zijn hand voor een laserlijn te houden. De gebruiker kan in realtime de evolutie van een vaasachtig silhouet, dat bepaald wordt door zijn eigen fysieke inbreng, volgen. Als de gebruiker tevreden is met het resultaat, voegt hij het ontwerp toe aan een database en kan het vervaardigd worden via een proces van digitaal gecontroleerde klei-extrusie op een 3D-printbed, dat gelijkenissen vertoont met het traditionele procedé waarbij potten worden opgebouwd met lange slierten uitgerolde klei.
Op het eerste gezicht lijkt het project misschien een beperkte benadering van potten draaien, waarin een vermaard ambacht dat gedurende millennia van menselijke ontwikkeling is geëvolueerd, wordt teruggebracht tot het niveau van een Guitar Hero, een computerspel met maar vier knoppen. L’Artisan Electronique is echter niet zozeer een uitnodiging tot mainstream consumentenproductie, maar veeleer een set van gelaagde premissen die vooroordelen over zowel handwerk als digitaal design ter discussie stellen. Voor wie het toestel voor het eerst gebruikt, valt het leerproces beter mee dan bij de pottenbakkersschijf. Hierbij moet de gewenste vorm immers de strijd aangaan met doorslaggevende factoren zoals de consistentie van de klei, de vochtigheidsgraad, de temperatuur, de snelheid, kracht en handigheid van de menselijke hand en van zijn hulpstukken (messen, spatels en draden). Nochtans is het veel moeilijker om de perfecte symmetrie te creëren die zo kant-en-klaar voorhanden is in 3D-ontwerpprogramma’s en zijn de complexe gefacetteerde oppervlakken die op de virtuele draaischijf ontstaan eerder het bijproduct van menselijke imperfectie dan het bewijs van digitale verfijning. Bovendien schuift het ontwerp van Unfold het elektronische palet aan digitaal gereedschap (boolean-bewerkingen, extrusies, verschalen, vorm-tweenen en vele andere) opzij om plaats te maken voor een onbepaald spectrum aan manuele bewerkingen van een virtueel driedimensionaal lichaam. Tenslotte introduceert het project een nieuwe creatiedynamiek: nu er geen vochtige klei is die weerstand kan bieden, staat zelfs de hand van de meester voor een nieuwe uitdaging met het kneden van lucht.
Terwijl L’Artisan Electronique experimenteert met oneindige vormvariaties, staan de grondbeginselen van het Stratigraphic Manufactury-netwerk daar lijnrecht tegenover. Hierbij maakt Unfold gebruik van de onbeperkte dupliceerbaarheid van digitale code om fysieke uitdagingen bij de productie van identieke vormen op uiteenlopende locaties het hoofd te bieden. Terwijl industriële keramiekproducenten ooit over uitgekiende systemen beschikten om hun archetypische mallen en vormen telkens weer te reproduceren en te behouden, verspreidt Stratigraphic Manufactury virtuele geometrische modellen over een wereldwijd netwerk van kleine producenten. Deze voeren de ongewijzigde bestanden uit op opensource RepRap 3D-printers die uitgerust zijn om met klei te printen. Unfold ging hiermee van start in 2012 en breidde zijn netwerk van traditionele ambachtslui, kunstenaars en digitale ontwerpers uit van België tot Suffolk, Tel Aviv, Istanbul, New York, Londen en Taipei.
In zijn totaliteit gezien toont de verzameling kopjes, borden en recipiënten van over de hele wereld hoezeer het resultaat van een ‘identieke’ vorm kan variëren als er sprake is van verschillende parameters. Sommige persoonlijke aanpassingen kunnen uitgevoerd worden op de machine zelf, door de dikte van de lijn neergelegde klei te wijzigen (en zo de dikte van de wand te veranderen), terwijl andere variaties dan weer voortspruiten uit bewuste wijzigingen van de specifieke compositie en kleur van de klei (van Wedgwood-Jasperware porselein tot rivierslib uit New York) of de keuze van het glazuur. Natuurlijk spelen onvoorziene omstandigheden ook een rol, van controleerbare wijzigingen in omgevingstemperatuur en vochtigheidsgraad tot fouten in het printproces. Net als Natalie Jeremijenko’s One Trees (1998), waarvoor duizend gekloonde bomen werden gekweekt en uitgeplant in de buurt van San Francisco om de interactie te meten van een identieke genetische code met specifieke plaatselijke contexten, brengt Stratigraphic Manufactury niet alleen de biologische, chemische en geologische randvoorwaarden voor productie in kaart, maar ook de interacties met plaatselijke culturele tradities en esthetische voorkeuren.
Deze projecten, gesitueerd binnen een ruimere context van hedendaagse en grotendeels oncontroleerbare onderwerpen als auteurschap, authenticiteit, vertaling en reproductie, maken Unfold’s unieke positie zichtbaar binnen een designwereld die voortdurend in beweging is. Fietsend om de morele bezwaren heen die traditioneel samengaan met thema’s zoals ambacht of technologische vooruitgang (vooral als het ene het andere vervangt), behandelt hun werk design als een eengemaakte bonte verzameling van technieken en gereedschappen om materie vorm te geven — van vloeibare klei tot afgewerkte keramiek, van binaire code tot tastbaar object, van ijle lucht tot iets wat je in je handen kunt houden. En in plaats van die technieken en gereedschappen als iets vanzelfsprekends te beschouwen, willen zij ze voortdurend onderzoeken, ter discussie stellen en heruitvinden. Door het algemeen aanvaarde verhaal van mensen, hulpmiddelen en machines ingewikkelder te maken, opent Unfold barsten en trekt het sporen waarin diverse ideeën en invloeden onverwacht samenkomen en die aan design een nieuwe ruimte geven om te evolueren.