De laureaat van deze twaalfde Henry van de Velde Prijs voor Loopbaan is internationaal, industrieel ontwerper, geboren in Mortsel en Canadees staatsburger, maar één van de weinige Belgen wiens producten in het bekende MOMA in New York tentoongesteld staan.
Koen De Winter (°1943) woont en werkt sinds 1979 in Quebec en scheert er hoge toppen als designer. Producten ontwerpt hij voor het dagelijks leven vanuit een sterke sociale visie. Hij is een eenvoudig, open, toegankelijk man, wars van alle vedettisme, en voelt zich vooral ontwerper in hart en nieren. Ondanks zijn indrukwekkend internationaal parcours blijft hij zich Vlaming voelen, hoewel hij zich in Montréal in het Frans, Engels of Zweeds uitdrukt en zijn 'Nederlands enige roestvlekken vertoont'. (cit. Brief Koen De Winter, 19 december 2000). Die roestvlekken vallen echter behoorlijk mee, want toen ik hem ontmoette in mei 2005 ter gelegenheid van het SIDIM (lifestyle beurs) in Montréal, merkte ik die niet op.
Zijn CV leest als een reisverhaal, als de trektocht van een pionier in de industriële vormgeving. Het is een reis die hem eerst van Vlaanderen naar Wallonië leidt. In Maredsous krijgt hij als dertienjarige (1957-1962) een opleiding als keramist. De abdijschool van Maredsous is op dat ogenblik de topschool, waar, naast Ter Kameren, in België op hoog niveau vormgeving gedoceerd wordt, zij het sterk op de praktijk gericht en specifiek met het doel religieuze objecten te ontwerpen en produceren.
Vooral de toenmalige directeur Don Grégoire Watelet, bekend van zijn boek over Serrurier Bovy, stimuleerde de creatieve vrijheid van de leerlingen.
Na Maredsous verdwijnt Koen in het leger om weer op te duiken in Nederland, in Eindhoven in de Academie voor Industriële Vormgeving. Hij studeert er in 1969 af met grote onderscheiding. Maar reeds tijdens zijn studies doet hij werkervaring op, meestal via stages, in Nederland zoals bij Shell en Ahrend, in België bij De Coene, en terug in Nederland bij Mepal om tenslotte bij Volvo in Zweden te belanden. Zijn vrouw is Zweedse en ze gaan er een tijdje wonen. In 1971 krijgt hij een vaste job bij het Nederlandse bedrijf Mepal, een bedrijf dat consumentengoederen (huishoudgerief, serviezen, drankcontainers, enz.) in kunststof produceert. Mepal werd later, in 1977, Mepal-Rosti, nadat beide bedrijven werden opgekocht door de A.P. Moller groep (Maersk Lines).
Het zijn deze producten die in 1978 aangekocht werden door het Museum of Modern Art in New York. Een ander Mepal product was een set borden in kunststof die gekozen werd om als servies te dienen voor de astronauten in de film 2001. A Space Odyssey. In 1980 werd de set aangekocht door het Stedelijk Museum in Amsterdam voor zijn designcollectie.
Koen blijft bij Mepal-Rosti tot 1979, als hoofd van de designafdeling, maar vertrekt naar Quebec, naar het bedrijf Danesco, waar hij vice-president voor design wordt. Danesco is een producent en invoerder van keukenuitrusting en tafelgerei. In Quebec ontplooit Koen ten volle zijn loopbaan als ontwerper. In 1980 wordt hij eerst lector en een jaar later professor aan de Universiteit van Montréal in de Faculteit voor design. Zijn lessen behandelen vooral designgeschiedenis, maar ook technologie en materialenkennis. Hij blijft prof tot 1990, maar verlaat dan deze positie omdat hij, ondanks zijn waarschuwing af te treden, toch gekozen werd als directeur door de toenmalige faculteitsraad. Kwestie van hem te overtuigen in het onderwijs te blijven, iets wat hij echter nooit zelf wilde. In 1989 richt hij zijn eigen designbureau Hippodesign op. De keuze van de naam is een verhaal op zich. Koen wilde zijn eigen naam niet geven aan het bureau, en had een bijzonder goed contact met Frogdesign in Californië, waardoor een amfibie, een waterdier als naamgeving in de lucht hing. De ultieme suggestie kwam van Enzo Mari die beweerde: ' ... Ach, Koen is in het designwereldje een beetje zoals een nijlpaard, je ziet er niet veel van maar er hangt een heleboel onder water'.
De keuze was vervolgens snel gemaakt. Hippodesign werd geboren. Een gemakkelijk te onthouden naam, met een verhaal. Bedoeling van dit bureau was vooral jonge ontwerpers zonder enige ervaring, hun eerste jaren ervaring te geven. Hippodesign werkt voor alle continenten, hoewel vooral in Noord-Amerika. Europese firma's zijn Mepal-Rosti, Expanded Holland Belmark, Pianomobil (Antwerpen). Bodum, Rhone Poulenc, enz.
Koen De Winter was ook zeer actief in verenigingen voor ontwerpers, zoals de 'Association des designers industriels du Québec' en de 'Association of Canadian Designers'. Van beide verenigingen was hij zelfs enkele jaren voorzitter. Opmerkelijk is de stichting van de 'Fondation Koen De Winter' waarin hij het grootste deel van zijn wedde als prof stort. Hij wilde niet afhankelijk zijn van zijn inkomen uit het onderwijs. Dit fonds dient om veelbelovende studenten financieel te steunen voor studiereizen, tentoonstellingen, publicaties, enz. Het krijgt later de naam 'Bourse Maud Haviernick', ter nagedachtenis aan een studente die omkwam tijdens de zogenaamde 'massacre de l'Ecole Polytechnique de Montréal'.
Koen stopt bij het tellen van zijn ontwerpen aan vierhonderd, zoals hij zelf vertelt in zijn brief van 19 december 2000. Het loont de moeite er enkele te overlopen. Een aantal van zijn opdrachten bij Danesco situeren zich in de grafische sector zoals het ontwerpen van verpakkingen en logo's, maar de meeste zijn echte producten. Als je ze nader bekijkt in zijn CV, dat alleen de producten met octrooien vermeldt, gaat het om een heel divers assortiment, gaande van een systeem voor medicijndistributie in ziekenhuizen (1972) over een spaghettilepel met portiemaat (1984), een halogeen verlichtingsysteem (1993), tot een vouwtafel (1995), een zeepautomaat (1998) en een bewateringssysteem voor huisplanten (2003), enkele sledes (1999-2004), kookpotten. De Winter verklaart: 'De grootste klant van Hippodesign was altijd Pelican International, nu met 325 mensen de grootste producent van kleine pleziervaartuigen in de wereld. De winterproducten, zoals de sleetjes zijn een recente activiteit om het seizoengebonden karakter van de botenproductie in evenwicht te krijgen. Voor hen hebben we een groot aantal onderdelen ontworpen maar ook drie volledige vissersbootjes, vier paddelbootjes, twee kano's, vijf kajaks, enz. Een gedeelte daarvan na 2003'.
Hij werkte ook voor Demeyere uit Herentals, de firma die de betere kookpotten produceert. Hij ontwierp een set met de naam Sirocco (1995) en een meer recente Atlantis (2000) waarin hij esthetiek en gebruiksgemak met de meest geavanceerde technologie eigen aan die firma combineert. Kook- en keukengerei zijn blijkbaar zijn specialiteit. Heel wat van zijn beste ontwerpen situeren zich in de huishoudelijke sfeer. Waarschijnlijk is die allereerste opleiding tot keramist in Maredsous daar niet vreemd aan. De kunst- of traditionele ambachten zijn voor hem trouwens nog zeer belangrijk. Hij heeft een uitgesproken positieve mening over hun plaats in onze hedendaagse maatschappij. In een essay uit 1977 met als titel 'Sur le caractère spécifique des métiers traditionnels et leur rôle dans notre société' schrijft hij in de aanhef: 'A la veille du XXIe siècle, l'héritage d'un métier traditionnel et la transposition de celui-ci dans des technologies contemporaines restent une base importante dans le succès de l'industrie manufacturière.'
Hij heeft het over de eigenschappen van het traditioneel beroep waaruit blijkt dat de ambachtsman tegelijkertijd niet alleen beslist over het ruwe materiaal waarmee hij werkt, over de technieken, de vorm die hij wenst te bereiken, maar ook over het management, de verkoop, kortom over alles wat met zijn beroep te maken heeft. Zo'n ontwerper is volgens hem een generalist, die bepaalde kwaliteiten ontwikkelt waar een industrieel ontwerper van kan leren. Zijn bedrijfje Atelier Orange zit volledig in die lijn want het produceert op kleine schaal keramische keukenproducten.
In Quebec leven vele dorpen van de houthakkerij en dan nog heel dikwijls van het verkeer dat daar rond draait. Als dit verkeer wegvalt, verdwijnt zo'n dorpje meestal. Met Orange probeert Koen zo'n dorp, Saint-André-Avellin, weer een economische motor te bezorgen. De mortieren en citroenpersen zijn gegoten in porselein en steengoed, zien er prettig uit en werken goed. De keuze om te gieten heeft niet alleen te maken met het beoogde resultaat, maar vooral om de mensen in de regio te laten zien dat productie daar even zinvol is als in de voorsteden van Montréal. Gieten is ook gemakkelijker dan andere kleitechnieken. Het leuke van deze opzet is dat Koen De Winter blijkbaar zijn loopbaan afrondt waar hij begon, in de keramiek.
Koen De Winter krijgt de Henry van de Velde Prijs voor Loopbaan omdat hij een zeer complete ontwerper is die, zoals een ontwerper hoort te doen, eenvoudige, bruikbare en betere producten ontwerpt.