De toekenning van de 'Henry van de Velde Prijs voor Loopbaan' aan het duo Claire Bataille en Paul ibens, Bataille&ibens voor de kenner, illustreert de kracht van het meubelontwerpen in Vlaanderen.
Ieder nieuw ontwerp schept een aangenamer en beter gevoel voor de mens
Het is bijna vanzelfsprekend dat Bataille en ibens beiden binnenhuisarchitect zijn, wat in de wereld van de hedendaagse meubelontwerpers de meest bruikbare achtergrond is. Volgend jaar zijn beiden bijna veertig jaar afgestudeerd van de Antwerpse Architectuurschool, het huidige Henry van de Velde Instituut, en hebben ze hun loopbaan rijkelijk gevuld met het scheppen van vernieuwende interieurs en medewerking aan architectuur. Interieurs zijn echter nogal efemeer omdat ze in de loop van de jaren dreigen gesloopt te worden. Van B&i zijn er inderdaad reeds een aantal gesloopt. Gelukkig ontwierpen ze ook tal van objecten en die zijn veelal blijvend. Voor die objecten krijgen ze dan ook deze 'van de Velde Prijs'.
Veel literatuur over B&i is er niet te vinden, tenzij in de levensstijlbladen van vroeger en nu. De meest opvallende tekst is van Christian Kieckens voor 'Stichting Architectuur Museum, 1988: '( ... ) Deze ingrepen van Claire Bataille en Paul ibens zijn duidelijke stellingen in de opsplitsbare dualiteit tussen binnen en buiten, tussen omhullen en prijsgeven, tussen zwijgen en verkondigen. Het zijn autonome posities tegenover elk gegeven. Ze veruitwendigen intenties. Het zijn "architectures intérieures" die aan het bestaande welbepaalde nieuwe eigenschappen toekennen: een domestiek karakter in woonruimten, een architecturaal concept voor winkels, een leefwereld in bureel ruimten. Meubels duiden er telkens de plaats van de handelingen aan, van de individuele relaties. Ze expliciteren het functionele in de ruimte. Materiaal, kleur, licht, schaduw geven een poëtisch aspect aan het geheel. Details onderlijnen ambacht en vakmanschap. Verhoudingen justifiëren elk onderdeel t.o.v. het geheel. (...)'.
De inhoud van onderstaand artikel is daarom grotendeels gebaseerd op het gesprek dat ik had met Paul ibens op 6 juli in zijn kantoren in de Vekestraat te Antwerpen. Claire Bataille was reeds op vakantie. Wanneer je hun CV bekijkt is het duidelijk dat ze op de eerste plaats binnenhuisarchitecten zijn. Pas met de oprichting van de BVBA ibens&Bataille, in 1995, die zich specifiek op het ontwerpen van meubels en objecten toelegt zetten ze bijna ieder jaar een nieuw object op de markt.
Oorsprong
Tussen 1962 en 1969 werkte het duo sporadisch samen. Ze kenden elkaar van op school. Beiden hadden een opleiding gekregen die sterk architecturaal georiënteerd was. Jules de Roover (1913), toen in nauw contact met Renaat Braem (1910-2000), lag aan de basis daarvan. Hij boetseerde hun ideeën omtrent binnenhuisarchitectuur en dat waren vooral ideeën en percepties die hun oorsprong in de architectuur vonden. Architectuur als moeder van alle kunsten is bij hen geen loze uitdrukking. Je vindt derhalve nooit decoratieve interieurinrichtingen van hun hand, maar wel fundamentele ruimtescheppingen. Het meubel was er ook nooit om zichzelf, maar diende als functie in de architectuur van het interieur. Ik verwijs naar de tekst van Kieckens hierboven.
Pas in 1968 werd hun eerste echte samenwerking genoteerd. De Daily Mirror schreef een wedstrijd uit om een zetel voor een man en een vrouw te ontwerpen. B&i zonden twee lederen zetels in, die ze voordien voor een volkscafé hadden ontworpen, maar die in het stadium van het prototype waren gestrand.
Het zelfstandig leven van hun meubelen ontstond dikwijls op die manier. Ze tekenden een ontwerp voor een particulier interieur en achteraf gebruikten ze een meubel uit zo'n ontwerp om in productie te laten nemen door de industrie die het nota bene zelf kwam vragen. Ze deden helemaal geen moeite om met hun ontwerpen de markt af te lopen. Meubelontwerpen kwam er nu eenmaal bij, maar was geen hoofdzaak. Het is pas vrij recent dat fabrikanten zoals BULO en Obumex bij hen kwamen aankloppen om een totaal nieuw meubel te ontwerpen. Het gebeurde voordien, in het begin van hun loopbaan, enkel met de opdrachten van de meubelfirma Spectrum, bij Bergeyk in Nederland. Die firma was de uitzondering. Spectrum was een soort assemblage meubelfabriek die wilde produceren vanuit de filosofie een 'meubel voor het volk'. Dat liep evenwel anders, net zoals de samenwerking met De Ploeg, de beroemde textielproducent in Nederland. In ieder geval bestelde Spectrum verschillende ontwerpen waaronder in 1968 een commode en een stoeltje bij B&i.
Invloeden
B&i ondervonden grote invloeden op de beurs Eurodomus in Italië waar ze ieder jaar heen gingen. Het was een beurs gericht op de avant-garde design, het was de periode van de opkomst van de kunststoffen.
Naast die zuivere design affiniteit ontwikkelden ze een band met de beeldende kunst. Tijdens de jaren zestig stonden ze in contact met Jef Verheyen die sterk onder de indruk kwam van o.m. de manifestaties van ZERO waar kunstenaars als Macke, Uecker en Piene in actief waren. B&i ontmoetten sommige van die kunstenaars, zoals Uecker. Inhoudelijk handelden ze over onderwerpen als 'Het niets', 'Wit', over de dynamische structuur en de mobiliteit van het licht (Phil Mertens in Kunst in België na 45, p.85). Het liet een merkbare invloed op hun werk na. Het vertaalde zich in een vormelijk, ruimtelijk nihilisme dat vandaag als minimalisme wordt geïnterpreteerd. Het is een vormgeving die zichzelf wegcijfert of althans niet poogt esthetisch decoratief te zijn, maar naar de fundamentele vorm teruggrijpt. Het overbodige wordt verwijderd. Functionaliteit en wetenschappelijke rationaliteit zijn in deze filosofische richting onomstotelijke waarden.
Als ontwerpers geloven zij ook sterk in het contact met de materie. Het is een contact dat kan aanleiding geven tot een logischer vormgeving. Hij leerde daarom gelijklopend met zijn architectuurstudies beeldhouwen, werken en boetseren met klei en volgde edelsmeedkunst bij zijn broer Wim lbens (1934 - 1997). Claire Bataille volgde avondschool Monumentale aan de Antwerpse Academie. leder materiaal heeft zijn eigen vormconsequenties, waar je rekening mee moet houden, meent hij.
Aan de andere kant hadden B&i weinig contact met andere meubel-ontwerpers uit die periode zoals Pieter De Bruyne (1931 - 1987) en Emiel Veranneman (1924) of nog anderen. De meubelscène bleef buiten hun kennissenkring. Ze waren echter wel bekend met het Designcenter waar ze in 1978 een 'Gouden Kenteken' mochten ontvangen voor een prefabsysteem waarmee ze met een minimum aan tijd en materiaal konden bouwen.
Architectuur is de moeder van alle kunsten
B&i hebben door hun architecturale activiteiten een enorme waaier aan mogelijkheden gecreëerd. Hun benadering van het meubelontwerpen is ook helemaal anders dan de benadering van een productontwikkelaar of een industriële designer. Beiden menen dat een industriële vormgever meer rekening houdt met de productiebeperkingen of mogelijkheden van een product en vooral met de productie ervan in massa. B&i vertrekken uit de architectuur bij al hun ontwerpen, ook bij de ontwerpen voor Spectrum en BULO, hoewel deze los van een architectuur werden ontworpen. Met BULO was er een eerste contact in 1993. De firma wilde zijn relatief oubollige programma vernieuwen met een nieuw bureaumeubel. B&i vertrokken van de meest eenvoudige fundamentele elementen, de basisvorm van de tafel, een vlak op vier poten.
Uiteraard werd het product heel wat ingewikkelder omdat het moest beantwoorden aan tal van normen en eisen voor de nationale en internationale markten. Zo moest het blad bijvoorbeeld verstelbaar zijn op vier hoogtes. Dit 'H20' bureaumeubel luidde de start in van de vernieuwing in het assortiment van BULO. Het werd zelfs een succesproduct dat nog altijd in productie is.
De opdracht voor het zilverwerk uit 1997 kwam langs de intermediair Slegten en Toegemann. Vanuit de wetenschap dat er weinig hedendaagse zilveren bestekken ontworpen worden en uiteindelijk ook in productie zijn werd hen gevraagd een voorstel te doen. Dat werd uiteindelijk aangenomen. Het bestek wordt verzilverd op een kern van geelkoper of wordt uitgevoerd in massief zilver door Wiskemann.
De kristallen set glazen werd langs dezelfde intermediair als voor het zilveren bestek besteld. Voor beiden was het een prachtige ervaring om met een materiaal als kristal te kunnen werken. Het is aantrekkelijk en heeft een bepaalde sterkte. In de kristallen glazen passen ze de Gulden Snede toe van voet over steel tot kelk. De steel heeft bijvoorbeeld een inkeping voor de duim waardoor het gebruik van het glas een aangenamer gevoel geeft en dat is een belangrijk element in de vormgeving van B&i. De inkeping veroorzaakt ook een extra lichtbreking in het kristal waardoor het ontwerp nog veel mooier wordt. En in de toekomst wordt er een laagje gekleurd glas op de steel gelegd, verklapte Paul ibens.
Manier van werken
Aan de basis van verschillende vormen en ontwerpen van B&i ligt de Gulden Snede. Bovendien deden zij samen met broer Wim lbens, beeldhouwer, zilversmid en oprichter van de edelsmeedkunst afdeling aan de Academie te Antwerpen, heel wat onderzoek naar de Modulor van Le Corbusier. Ze bestudeerden grondig de verhoudingen en lazen zowat alle theorieën erover. Ze oordeelden dat, als je die vormfilosofieën beheerste, je ook de sleutels tot rust, harmonie en eenvoud in de creatie in handen had. Het is nochtans geen toverformule.
Een prachtig voorbeeld is hun nieuwste project, een set borden in opdracht van WOW, een nieuwe firma en uitgever van interieurproducten. Aan de basis ervan liggen de verhoudingen van de Piramide van Cheops, die perfect kloppen met de verhoudingen van de Gulden Snede. Je moet de tekening zien vooraleer je dit begrijpt. Zo wordt de ellips van het bord gegenereerd door welbepaalde punten van een aantal projecties van de piramide met elkaar te verbinden. Ook de kom van het bord refereert naar deze verhoudingen. Het materiaal is in porselein, en dat bevalt hen wel omdat het een soort verwantschap met kristal suggereert qua sterkte en aanvoelen. Op het bord zelf komt er geen dessin. Wanneer B&i een opdracht krijgen, laten ze weinig aan het toeval over. Ze leveren niet zomaar een schetsje aan de opdrachtgever die er vervolgens zijn plan moet mee trekken. Nee, door middel van gesprekken tussen hen beiden en schetsen analyseren ze een opdracht, om tenslotte gezamenlijk tot een model te komen. Paul ibens benadrukt dat niemand anders in het creatieve proces tussenkomt. Hij zou dit niet correct vinden. Een product van B&i is helemaal van B&i of niet. Bescheiden als ze zijn vinden ze het echter te ver gaan om hun namen op de ontworpen producten te laten plaatsen, zoals al een paar keer gevraagd werd.
In het stadium van het prototype doen ze beroep op industriële designers om een maquette in kunststof te maken en later mallen. Hun kantoor is niet uitgerust om dat soort werk te verrichten. Ze houden ook terdege rekening met de ergonomie van een nieuw object. leder nieuw ontwerp moet in gebruik aangenamer en beter zijn voor de mens, anders zou het de moeite niet waard zijn om een nieuw ding te maken, vindt Paul ibens. Hun recentste ontwerp is een opdracht van en voor zichzelf. Paul moest een tafel en een bank hebben. Alleen legden zij zichzelf de eisen op dat de meubels makkelijk transporteer-en dus ook demonteerbaar zouden zijn en dit met het oog op een mogelijke toekomstige productie.
Uiteindelijk kozen ze voor materialen als 'gebakken hout' (in de plaats van tropisch hout), inox en volkern (kunststof). Op dit ogenblik bevindt het ontwerp zich in het prototype stadium. Het is in ieder geval het duidelijke bewijs dat B&i zich bijzonder comfortabel voelen in hun rol van productontwerper. De architectuur blijft echter de moeder van alle kunsten.